Plekverlies

Toen ik 13 jaar oud was verloor ik mijn moeder aan borstkanker.

Ik bleef over met mijn vader en mijn zus, maar eigenlijk leefden we ieder op ons eigen eiland. 

Mijn eiland bevond zich vooral buiten, op straat, bij vrienden, op school en in uitgaansgelegenheden. 

Het eiland van mijn zus was denk ik vooral bij haar vriendje en schoonfamilie. En op de kappersacademie. 

Mijn zus en ik zochten elkaar nog wel eens op als we even van ons eiland afkwamen. 

Mijn vaders eiland was een zoektocht naar een nieuwe levenspartner. Zijn eiland was voor mij onbereikbaar. 

Toen ik 16 jaar oud was verloor ik het contact met mijn vader en mijn plek in mijn ouderlijk huis. 
Ik kreeg een nieuwe plek op de zolder bij mijn opa. De vader van mijn moeder en voor mij één van de meest fantastische mensen in mijn leven. 

Toen ik nog steeds 16jaar was kreeg ik weer een nieuwe plek. Een plek op leefgroep ‘het Roer’ via Jeugdzorg. Ik kreeg er een familie van leeftijdsgenootjes bij, een ‘tante’ die voor ons kookte en een aantal volwassenen die probeerden onze toekomst veilig te stellen door ons verder op te voeden waar onze ouders daar mee waren gestopt. 

Toen ik 17 jaar was moest ik deze nieuwe familie verlaten, omdat ik schijnbaar zelfstandig genoeg was om voor mezelf te zorgen. Een kamer in een kamertrainingscentrum werd mijn nieuwe plek.

Toen ik 18 jaar was ging mijn lieve opa dood. De opa die mij altijd opving als dat nodig was, de opa die voor mij door het vuur ging toen ik dat zo hard nodig had. De opa waar altijd plek voor mij was. 

Net na mijn eindexamen VWO, nog steeds 18 jaar, moest ik weg bij het kamertrainingscentrum ondanks ik geen woonruimte had. Ik werd opgevangen door een goede vriendin en haar ouders van waaruit ik mijn eerste volledig zelfstandige woonplek vond. Een kamer midden in de stad, twee huisgenoten en alle vrijheid van de wereld. 

19 jaar oud, een deel van mij voelde zich ‘on top of the world’ waar een ander deel van mij zich ontzettend klein en alleen voelde. 
Daar op die kamer midden in de stad was er voor het eerst echt plek voor mijn verdriet. Een gedeelde plek met de grote, stoere, zelfstandige dame die zichzelf heus wel kon redden. 

Wanneer ik het contact met het kleine meisje in mij ben kwijtgeraakt weet ik niet precies. Met vlagen kwam ze af en toe haar aandacht opeisen. Toen ik als psycholoog aan het werk ging en in aanraking kwam met familieopstellingen was dat een plek waar ruimte gemaakt werd voor het kleine meisje in mij. Hoe fijn ik het op die momenten ook vindt om in contact met haar te zijn, het gaat vaak nog steeds niet vanzelf om haar een plek te geven. Een deel van mij vergeet haar bijna automatisch, denkt graag dat ze geen plek meer nodig heeft. Helemaal als ze toch een tijdje de ruimte heeft gekregen dan is het ‘wel weer genoeg geweest’ toch?  

Systemisch gezien is het heel belangrijk dat je in je gezin van herkomst de juiste plek inneemt. Maar hoe werkt dat dan wanneer eigenlijk niemand meer op de juiste plek staat? Kan ik zelf mijn moeder haar plek weer geven ondanks zij er niet meer is? Kan ik mijn vader eren ondanks hij mij in de steek heeft gelaten? Kan ik weer kind zijn van mijn ouders ondanks ik al zo jong groot moest zijn en beiden afwezig zijn in mijn leven?
In opstellingen heb ik ervaren dat het antwoord hierop ‘ja’ is. Deze ervaring gaat voorbij aan mijn brein die alles wil begrijpen en logisch maken en gaat ook mijn weerstand voorbij. 

Wanneer je door verlies je plek bent kwijtgeraakt is het een enorme zoektocht om wel je plek in het leven in te nemen. Mijn wens om voor mezelf te beginnen en mijn praktijk te openen heeft jarenlang bekneld gezeten door mijn verstrengelingen met mijn ouders. Ik leefde niet voluit en ik zei niet volmondig ‘ja’ tegen het leven. De laatste opstelling die ik heb gedaan, heeft een beweging in gang gezet die niet meer te stoppen is. Op 1 maart heb ik mijn eigen praktijk geopend en heb ik eindelijk echt JA gezegd tegen het leven. En dat kon alleen door mijn plek in te nemen en ook plek te maken voor dat kleine meisje in mij.